zaterdag 14 januari 2017

Zondag
15
Januari


Koude Basten

Het land doorweekt, de luchten grijs
en menig mens terneergeslagen.
Seizoen van storm en zilte vlagen
van brakke dijken, meeuwgekrijs.

De holle zee, verstoven duinen.
Berooide grond aan lager wal
waar bomen kreunen in verval,
met koude basten, kale kruinen.

Toch hoor je naast de straffe wind
nog vrij van droeve najaarsblues
de klare lach van ‘t blije kind.

En op de beemd -in winterslaap-
verheft zich tussen herfstgebroes
het boud geblaat, van ’t Tessels schaap.

Hanny van Alphen

Zaterdag
14
Januari

Hemels Tafereel

Ach, kijk ze nou toch vrolijk staan te springen!
De witte veren vliegen in het rond
Ook cherubijntjes in hun blote kont
Staan stralend van Gods lof en eer te zingen 
  
Eén loopt zich door de menigte te wringen
Verbeten trek rond de wat weke mond
Ondanks zijn blos oogt hij wat ongezond
Normaal bij pas gestorven stervelingen
   
Hij spreidt een zelfverzekerdheid ten toon
Ondanks zijn nu gestaakte ambtstermijn
Alsof zijn sterven hem pas echt een doel gaf
  
Hij stevent recht op God af op Zijn troon
En zegt met lijzig, achteloos venijn:
‘Ga als de sodemieter van mijn stoel af!’ 


Jaap van den Born (1951)
Uit: Het vrije vers (2012)

Website: hetvrijevers.nl


zie ook: http://klassiekegedichten.net/index.php?id=209

maandag 9 januari 2017

Maandag
9
Januari


Boerenzondag


 Hier ligt de zondag in de bijbel open:
de tafel met het boek, de vrouw die leest,
de boer – die onverhoedse regens vreest –
bij ’t raam, in blauwe kiel met witte knopen.

De vrouw bij God, de man steeds bij het werk,
elkander vreemd en toch elkaar genegen,
zoals door ’t raam de vrome, kleine wegen:
elk komt van ver en eindigt bij de kerk.

En later, vóór de lamp nog is ontstoken,
staan zij aandachtig samen voor het raam;
glimlacht de vrouw, vergeet de man het roken?

Wie jaagt hun zoon na met die sterke pas?
Ze zien elkander veelbeteeknend aan,
hij denkend aan wat komt, zij aan wat was.
  


Max Dendermonde (1919-2004)
Tijdelijk isolement (1941)

zondag 8 januari 2017

Zondag
8
Januari

Incognito

Keert weêr de kroonprins, dien zijn vader zond
Naar vreemde landen, zonder pracht of praal,
Dan vraagt de koning naar het reisverhaal
Van hem, die wandelde over ’t wereldrond.

– Uw zoon onwaard was ’t liefdeloos onthaal
Dat ik, o vader! bij de menschen vond.
Slechts éen herkende me aan mijn lokkenblond,
Viel mij te voet en bood me een koningsmaal.
  
Tuchtig die volkren niet met vuur en zwaard,
Doch schenk dien éenen vorstlijk gunstbetoon,
Weze ook wellicht die éene uw gunst onwaard. 
   
Was ’t reine liefde of lage lust naar loon?
Ik wil ’t niet weten: zwervend over de aard,
Was ’t woord mij welkom: ‘Heil u, koningszoon!’
   

Hélène Swarth (1859-1941)