vrijdag 25 januari 2019


vrijdag
25
januari

Dood zijn duurt zo lang

Het is niet fijn om dood te zijn.
Soms maakt me dat een beetje bang.
Het doet geen pijn om dood te zijn,
maar dood zijn duurt zo lang.

Als je dood bent, droom je dan?
En waar droom je dan wel van?

Droom je dat je in je straat
langzaam op een trommel slaat?
Dat iemand je geroepen heeft?
Droom je dat je leeft?

Maar ach, wat maak ik me toch naar,
het duurt bij mij nog honderd jaar
voor ik een keertje dood zal gaan.

Ik laat vannacht een lampje aan.

 Willem Wilmink (1936-2003)
Uit: Ernstig genoeg. Bert Bakker, 1995.



donderdag 24 januari 2019


donderdag
24
januari

Ballade Van De Dooi

De winterkoude is alweer voorbij;
we kunnen ons wat luchtiger gaan kleden.
De aarde wordt van witte smetten vrij
en ongeschikt voor schaatsen en voor sleden.
Wij zijn wat te veelvuldig uitgegleden,
minister, wijkagent en lichtekooi.
Maar dat behoort nu echt tot het verleden,
nu zijn we heel gelukkig met de dooi.

Aanvankelijk is iedereen nog blij:
zo’n witte kerst stemt heel het land tevreden.
De witte schapen in de dito wei
en met je slee de dijk af naar beneden.
Nee, voor gemopper is er echt geen reden;
het uitzicht is dan ook betoverend mooi.
Al werd dat winterwonderland aanbeden,
toch zijn we heel gelukkig met de dooi.

Ik zet voor u de feiten op een rij.
Een ieder praat van schaatsen langs elf steden.
Helaas is al het ijs bevroren brij
en dient het voor de veiligheid vermeden.
Ook moet het thema strooizout aangesneden:
het houdt de gladheid weg, maar geeft zo’n zooi.
Zo zijn er nog wat ongemakkelijkheden,
dus zijn we heel gelukkig met de dooi.

O Prins, die Koning Winter heeft bestreden,
gij overwinnaar van het ijstoernooi.
Wanneer we nog één sneeuwbal mogen kneden,
dan zijn we heel gelukkig met de dooi.

Niels Blomberg



woensdag 23 januari 2019


woensdag
23
januari

Elfde Elegie
(voor Karin Röling-Gellinek)

omdat ze het zo fijn vond, dat de ijsberen wit zijn en
van bosbessen houden, draaiden we ‘Mingus, Oh Yeah’
op die hifi platenspeler in luxe houten cassette
met beschermkap, 4 snelheden en gevoelige naald.


‘Don’t let them drop that bomb on me, o Lord’
‘Don’t let them drop that bomb on me, o Lord’


Dat was wel heel gevoelig, de dood – het wie, wat,
waar, hoe, waarom en wanneer, bijvoorbeeld…


De wijn was op, de schaakpartij verloren en m’n ball-
point uit die voordelige aanbieding met 25 centen
korting schreef ook al niet meer.


Toen typte ik op de schrijfmachine: Duino is
een dorpje aan de Golf van Trieste, waar het goed
elegieën schrijven was. Dit is de elfde, het gekkengetal.
Daarom (o Lord) laat ze toch alsjeblieft de bom
niet op die arme witte ijsberen gooien – en ook niet
op de bosbessen.


Riekus Waskowsky (1932-1977)
uit: Slechts de namen der grote drinkers leven voort (1968)


maandag 21 januari 2019


Maandag
21
januari



Voorspoken

De boer schrok zich die avond lam:
een trein die door zijn weiland kwam
had hij gehoord.
Toen was het weg. Het was niet waar.
Pas twee jaar later is er daar
een trein ontspoord.

Ook iemand zag, terwijl hij sliep
een auto zinken in het diep,
een heel gezin.
Precies de plek heeft hij gezien:
de auto reed een dag nadien
het water in.

Soms is er vage lampenschijn
uit ramen waar geen huizen zijn,
alleen maar grond.
Al wat bestaat heeft steeds bestaan
en wat vergaat is al vergaan
eer het bestond.


Willem Wilmink (1936 – 2003)
uit: Moet worden gevreesd dat het nooit bestond? (1990)