Dinsdag
26
januari
26
januari
Taal-rijm
Opgedragen
aan de vreemdeling die Hollands leert.
O, vreemdeling, die onze taal
bestudeert,
Lees verder, ik wed dat mijn rijm je wat
leert.
'k Hoop niet, dat de studie je tegen zal
vallen.
Zo zegt men bal—ballen, maar, ach! niet:
dal—dallen.
En 't enkelvoud, vreemdling, van koeien
is: koe.
Maar de boef draagt wel boeien, de
drenkling geen boe.
En Vondel, je weet het, schreef
prachtige reien,
Maar niemand bestelt in een lunchroom
ooit eien.
En kinden is niets, noch ook
winderen—wel lammeren,
Wel: wortelen, geen eikelen, noch
borstelen of kammeren.
Zo kom je van zelf op de lastige
paderen:
Rad—raden? Stad—staden? Is vad stam van
vaderen?
Ook heb je wel potten, maar nergens zijn
slotten.
En niemand zegt roten, marmoten of
lotten.
De boer houdt geen haanders, maar zeker
wel hoenderen,
En draagt op het land meestal
klompen—nooit schoenderen.
Het meervoud van krent is eenvoudig
krenten.
Maar: vent in het meervoud, is
kerels—niet venten.
Leer ook de geslachten, mijn leerling,
vroegtijdig:
de vrouwen zijn vrouwelijk, maar wijf is
onzijdig.
Zeg: naaister, maar schilderster moet je
niet zegge’,
ook niet koninges of dievin of
vriendegge.
Je zult al wel weten—ik hoop, dat je 't
wist,
dat je heden zult eten, maar gisteren
niet ist.
Toen gisteren de torenklok twaalf had
geslagen,
zeg, ben je toen rustig naar huis toe
gegagen?
Och, als je 't maar weet, is 't
gemak'lijk genoeg,
joeg nooit bij 't behang naar een muisje
dat knoeg.
En als je in vervelend gezelschap haast
sliep,
heeft niemand gemerkt, dat je heimelijk
giep.
Ik denk ook niet, dat je vaak hebt
gezocht
naar een post in je boek, die verkeerd
was gebocht.
Bedenk, vriend, als j' in
verontwaardiging raakt
dat niet wan wordt getrouwd hij, die
nacht heeft gebraakt.
Ik vraag j' of je hier wel eens ooit aan
gedacht hebt
en of je 'r je aandacht genoeg aan
geschacht hebt?
Leer ook de getallen, o vreemd'ling,
aandachtig:
zeg: vijftig en zestig—niet drietig en
achtig.
Ook d' uitspraak is soms nog een
moeilijk ding
immers: beving je ooit van de angst een
beving?
En hoorde j' ooit iemand in 't Hollands
bevelen,
een vocht naar een lager staand vat te
hevelen?
Al schrijf je ook Gorinchem, spreek het
uit: Gorkum
maar schrijf in vergissing niet
Borinchem voor Borkum.
Misschien ben je 't Hollands in zover al
meester,
dat je heester niet zo maar laat rijmen
op zeester.
En rijmt dit precies: ‘Als Marie gelei
maakt,
dan vind ik dat die naar een spiegelei
smaakt’?
Dus leer lieve lezer, de les uit mijn
lied:
het Hollands is heus nog zo makkelijk
niet.
Charivarius (1870-1946)