Maandag
15
december
MADENBALLADE
De laatste snik, het
uitvaartritueel,
de al dan niet bedroefde
nabestaanden -
doch verder lijkt er niet zo
bijster veel
meer in en om de verse groeve
gaande.
Maar schijn bedriegt: als wij
er zijn geweest
en afgelegd zijn in een witte
wade,
begint het pas, het eigenlijke
feest
voor de op ons karkas beluste
maden.
Er is nog heel wat leven
ondergronds,
als wij tot slot voorgoed de
ogen sluiten:
de maden lusten wel gehakt van
ons,
ze kennen ons van binnen en van
buiten.
Waar eens gedacht werd en waar
werd gevoeld,
waar eens gestreefd werd naar
de grootste daden,
niets blijft ervan dan dat het
er krioelt
van vette onverzadigbare maden.
Het hart dat klopte voor een
lieve vrouw,
de hersens die ons niets dan
zorgen gaven,
de maden lusten heel die troep
wel rauw
nadat men ons vakkundig heeft
begraven.
Wat ik hier zing is akelig en
naar,
want allen wacht hetzelfde lot
ten leste.
- Ook maden moeten leven
weliswaar,
maar misschien is cremeren toch
het beste.
Jean Pierre Rawie