zaterdag 13 juli 2019


zaterdag
13
juli

Eros IV

Wij gingen langs de Leie en spraken stil;
de winden woeien onze wangen kil,
diep uit het water scheen de matte maan,
wij voelden de avond aan ons zijde gaan.

Ons woorden ruischten vol geheimen zin;
wij drongen dicht bijeen en veinsden min.
't Was koud. Wij gingen traag, zeer traag, gearmd.
Toen heeft uw warme mond mijn mond gewarmd.

Maar laat, in 't diepste van dien kouden nacht,
wijl 'k moe en eenzaam doolde en treurig dacht,
is door mijn hart een oude smart gegaan.

'k Heb schreiend voor een zwarte vaart gestaan.
Verleden min, verleden droefenis
heb ik geleden in gedachtenis.

Maurice Roelants (1895-1966)
uit: 
Het verzaken (1937)

vrijdag 12 juli 2019


vrijdag
12
juli

Eros III

Ons afscheid: enkle woorden van bedroeven,
het even drukken van uw vingertoppen,
en dan: ‘Tot ziens’ - en hevig hartekloppen
en verder niets verwachten maar toch toeven.

Gij gaat naar de oude stad van kroos en zwanen
en 't daaglijks kleppen van de vele klokken
die galmend tot devote droomen lokken.
Gij gaat... En in mijn wimpers zwellen tranen.

'k Herdenk mijn lange liefde en eenzaam lijden
en 'k hoor den naklank van uw woorden woelen
in mij. Hoe zou ik thans de vrees niet voelen
dat we misschien voor immer zijn gescheiden?

Maurice Roelants (1895-1966)
uit: 
Het verzaken (1937)

donderdag 11 juli 2019


donderdag
11
juli

Eros II

De Lente-avond weeft om ons een koelen walm...
Gij laat in roerloosheid de kostbare ure slinken
en voelt niet hoe ik zucht en voor uw deur lang talm
om van uw lippenkelk uw zoeten zoen te drinken.

Gij geeft me uw hand te drukken - de avond hoort uw groet -
en gaat met tragen tred uw klare woning binnen.
Maar ik, die liefde vraag en vriendschap dragen moet,
dool in de duisternis van mijn bedwelmde zinnen.

De blijde dag van morgen zal weer droef vergaan:
Gij zult me in uw schoon huis opnieuw als vriend ontbieden;
en ik zal naar u snellen weer, één hoop en waan,
schoon ik u mijden wou en u voor goed ontvlieden.

Maurice Roelants (1895-1966)
uit: 
Het verzaken (1937)

woensdag 10 juli 2019


woensdag
10
juli

Eros I

Uw bleek gelaat is in den Lente-avond
gelijk een witte, vleugelmatte vlinder;
uw blikken vloeien in mijn oogen, lavend,
maar 't laven maakt den dorst naar u niet minder.

Uw toeë mond verroert niet in den avond,
ofschoon mijn blikken u tot fluistren dringen.
In beide handen 't aangezicht begravend,
kan ik de macht van snikken niet bedwingen.

Gij windt me om 't gloeiend hoofd uw kille handen,
uw zakdoek bet de tranen van mijn oogen,
maar 'k voel uw koude vingers pijnend branden:
ik mag uw medelijden niet gedoogen.

Want uw gelaat is vlinderbleek van zorgen
om mij, die enkel maar uw vriend kan wezen...
Neen, dan! Ik zal niet wederkeeren morgen
om uit uw oogen weer die vrees te lezen.


Maurice Roelants (1895-1966)
uit: 
Het verzaken (1937)