maandag 15 september 2025

 

maandag

15

September

Een lied van den wijn

Breng de bekers, breng de kannen
en het volle, volle vat.
Wijn, wij zijn verdroogde mannen
Maak ons weer eens duchtig nat!

Troosteloozer dan kameelen
in de zonnige woestijn,
waren onze droge kelen
zonder uwen dronk, o wijn!

Wijn, gij zijt thans weer de onze
en ge vult ons: hart en zin!
en ge doet ons bloed weer bonzen!
Vloei verheugd ons keelgat in!

Zet de bekers, zet de kannen
naast het holle, holle vat!
‘Wijn, wij zijn verjongde mannen,
Nimmer worden wij U zat!’



C.J. Kelk (1901-1981)

zondag 7 september 2025

 

zondag

7

September

Moeder dicht



"Mijn bladerloze schaduw mijdt het water"
Ziezo hè hè, de eerste regel staat er.
"en speurt de witte angst van eeuwen later"
Ga weg! Ga spelen met je transformator!
Je ziet toch dat je moeder zit te dichten.
"ik wend mij af en doof mijn vale lichten
ik heb 'tedúm tedúm' geweten
"

Dat vul ik later in. Na 't middageten.
"mijn weemoed maakt de koele vlinder wakker
van mijn getooide zelf
". Daar is de bakker!

Zeg maar: 'n halfje bruin en 'n heel wit.
"o grijze schim die daar zo heilloos zit
ik zie mijn grijze droefheid aan de kim
"

Da's tweemaal grijs. Dat kan niet. "naakte schim
aan wie ik al mijn zachte treurnis zeg
"

En nog een rol beschuit! O is ie weg?
"als dauw die druppelt van de trage bomen"
Als jij nog één keer binnen durft te komen,
dan krijg je geen vanillevla vanavond!
"zo druppelt in dit hart te zeer gehavend"
Je moeder dicht. Ze heeft geen tijd, totaal niet.
Als vader thuiskomt gaat het helemaal niet.
Je moeder zou een Shakespeare kunnen zijn.
Ze is het niet. Dat komt door jouw gedrein.
Daar gaat ie weer. "O humtum klaar en koel
in 't land van late regen en ik voel
mijn schamelheid.
" 'n Heer met een kwitantie?

Zeg maar: m'n moeder is met kerstvakantie.
"mijn schamelheid." Wat is dat? Hoofdje zeer?
M'n schatje toch... Gevallen met je beer?
Je moeder komt... na na... daar is ze al.
Wees nou maar zoet — 't genie staat weer op stal.



Annie M.G. Schmidt (1911-1995)
uit: Huishoudpoëzie (1957)

woensdag 3 september 2025

 

woensdag

3

September

 

Ballade van den boer

Er stonden drie kruisen op Golgotha,
Maar de boer hij ploegde voort.
Magdalena, Maria, Veronica,
Maar de boer hij ploegde voort,
En toen zijn akker ten einde was,
Toen keerde de boer den ploeg
En hij knielde naast zijn ploeg in het gras,
En de boer, hij werd verhoord.

Zo menigeen had een schonen droom,
Maar de boer hij ploegde voort.
Thermopylae, Troja, Salamis,
Maar de boer hij ploegde voort.
Het jonge graan werd altijd groen,
De sterren altijd licht,
Gods woord streed in de wereld voort
En de boer heeft het gehoord.

Men heeft den boer zijn hof verbrand,
Zijn vrouw en os vermoord;
Dan spande de boer zichzelf voor den ploeg,
Maar de boer hij ploegde voort.
Napoleon ging de Alpen op
En hij zag den boer aan ’t werk,
Hij ging voor Sint-Helena aan boord
En de boer hij ploegde voort.

En wie is er beter dan een boer,
Die van de wereld hoort,
En hij ploegt niet, wat er al geschiedt
Op dezen akker voort.
Zo menigeen lei den ploegstaart om,
En deed het werk niet voort,
Maar de leeuwerik zong hetzelfde lied,
En de boer hij ploegde voort.

Heer God! De boer lag in het gras,
Toen droomde hij dezen droom:
Dat er eindelijk een rustdag was
Naar apostel Johannes’ woord.
En de kwaden gingen hem links voorbij
En de goeden rechts voorbij,
Maar de boer had zijn naam nog niet gehoord
En de boer hij ploegde voort.

Eerst toen de boer dien hemel zag
Zo vol van lichten schijn,
Toen spande hij zijn ploegpaard af,
En hij veegde het zweet van zijn voorhoofd af,
En hij knielde naast zijn stilstaand paard,
En hij wachtte op Gods woord.

Een stem sprak tot aarde, hemel en zee
En de boer heeft haar gehoord:
– ‘Terwille van den boer die ploegt
Besta de wereld voort!’




J.W.F. Werumeus Buning (1891-1958)
uit: Negen balladen (1935)

vrijdag 29 augustus 2025

 

vrijdag

29

augustus

 

Zonnelied

 

Naar een tekst van Franciscus van Assisi

 

 

Allerhoogste Heer die alles draagt,

heel de wereld straalt van uw zegen.

De schepping zingt uw diepste naam.

Heer van licht en liefde, wees geprezen.

 

Door de zon, de grote broer, kijk hem eens stralen,

net als U verlicht en koestert hij de aarde.

Door de maan, de zus van licht, met alle sterren:

duizend lampjes in de eindeloze verte.

Door de wind, de broer die altijd wil bewegen.

Hij mag waaien waar hij wil en brengt ons leven.

Alleluia!

 

Refrein

 

Door het water, onze zus, zo fris en helder.

Zij brengt leven en stroomt nederig weer verder.

Door het vuur, de broer, zo mooi met al zijn vonken.

Kijk, zijn vlammen dansen vrolijk in het donker.

Door de aarde, onze zus met al haar bloemen.

Als een moeder blijft ze dragen, blijft ze voeden.

Alleluia!

 

 

Refrein

 

 

Door uw kinderen die anderen vergeven.

Dankzij hen is er weer ruimte om te leven.

Door de mensen die het lijden met U delen.

Uit uw hand ontvangen zij een kroon van vrede.

Door de dood, de zus die komt om ons te halen:

dag van vrede voor wie leeft van uw genade.

Dank U dat wij in dit loflied mogen leven,

en dat wij U mogen dienen hier beneden.

 

Alleluia!

 

 

Tekst: Liesbeth Goedbloed, Roeland Smith, Michiel van Heusden

Muziek: Adrian Roest, Roeland Smith, Michiel van Heusden

 

© Schrijvers voor Gerechtigheid

Muziek

zondag 24 augustus 2025

 

zondag

24

Augustus

 

De stilte der natuur heeft veel geluiden
en is toch vol van rust voor ziel en zinnen
die druppelt zacht en ongemerkt naar binnen
tot in ons hart een zilv'ren toon gaat luiden
gelijk met haar. Als we dan weer beginnen
te denke' aan wereld-dinge' en ze te duiden
merken we dat een kracht, als die van kruiden
in ons gekome' is en ons kalm doet minnen.

Er zijn nu veel, die dit geluid nooit hooren;
zij missen het aandachtige en het teere
als wie als kind geen moeder heeft gehad.

Maar de tijd die komt zal menschen weer leeren
gelukkig te zijn onder haar akkoorden
en drijven uit hun bloed de koorts der stad.



Henriette Roland Holst (1869-1952)
uit: 
De nieuwe geboort (1928)

zaterdag 16 augustus 2025

 

zondag

16

Augustus

 

Vroege voorjaarsavond

Het ongelezen boek viel naast hem neder;
Hij streek langs de ogen met een vage hand,
En keek naar buiten: 't eerste lenteweder
Betoverde het schemerende land.

Er was een waas van het aanvanklijk lover
Om het afzonderlijke, zwarte hout,
En iets als zoelte zweemde de avond over,
Maar waar de wind zijn vleugel sloeg was 't koud.

De lenten gingen en de lenten komen;
De wereld is een onverganklijk oord,
Waaraan de harten, eenmaal opgenomen,
Niet meer ontwijken dan door de éne poort.

Waarom dan zich in dromen te vergeten?
Laat het boek ongelezen. Wie, die 't deert?
Er is maar één ding, dat wij zeker weten:
Dat eens de lente ons nimmer wederkeert.

 

J.C.Bloem (1887-1966)


donderdag 31 juli 2025

donderdag

31

Juli

Sontvloet. Monosyllabicum.

Hooch en lanck,
Breet van ganck,
Dick en starck
Was de Arck.
Daer in clam*
Sem en Ham
Met zijn broer,
Vaer en moer,
En noch dry
Wijfs daer by.
Al het vee
Had daer stee.
Hart en hind,
Brack en wind*,
Beyr en leeu,
Roeck en spreeu,
Peirt en os,
Haes en vos,
Swijn en aep,
Geyt en schaep,
Losch en das
Daer oock was.
Hen en haen,
Specht en craen,
Duyf en paeu,
Uyl en caeu,
Raef en gier
Vant men hier.
Craey en snip
Vlooch int schip.
Musch en vinck
Daer in ginck.
Draeck en slang
Men hier dwang.
Hont en cat,
Muys en rat,
Groot en cleyn,
Vuyl en reyn,
Quaet en goet,
Fel en soet,
Wilt en tam
Daer toe quam.
Al wat vloog
In het droog,
Al wat croop,
Of zijn loop
Had' opt lant
Quam ter hant*.
Wat men niet
In en liet
Mensch of beest
Gaf den geest
In den grond*,
Om de sond
Die het al
Bracht ten val.
Paer by paer
Trat daer naer
Weer aent lant,
Door Gods hant
Die liet af
Van zijn straf.
Hem, de Heer,
Sy de eer!



Jacobus Revius (1586-1658)
uit: Over-Ysselsche sangen en dichten (1630)

 

Clam: klom
Brack en wind: jachthond en windhond
Quam ter hand: kwam volgzaam
In den grond: op de aarde