Maandag
27
Februari
De Vecht
Er ligt een landhuis aan de stroom, verlaten;
Verbleekt, met donkre luiken, staart het blind,
En laat de stroom, die eenzaam voortglijdt, praten
En luistert niet naar 't fluist'ren van de wind.
Maar vroeger, toen Hoogmogenden der Staten
Daar in de zomer poosden van 't bewind,
En staat en krijg voor huis en vreê vergaten,
En kind'ren stoeiden over 't melkwit grint,
Toen leefde 't Huis en de bevolkte stroom
Wiegde de schepen, die blank-zeilig gleden,
Vredig van gang naar 't schatrijk Amsterdam;
Nu droomt het landhuis daar zijn eeuw'ge droom
Van eindloos heimwee naar die lang verleden
Glorievolle eeuw, die nimmer wederkwam.
Verbleekt, met donkre luiken, staart het blind,
En laat de stroom, die eenzaam voortglijdt, praten
En luistert niet naar 't fluist'ren van de wind.
Maar vroeger, toen Hoogmogenden der Staten
Daar in de zomer poosden van 't bewind,
En staat en krijg voor huis en vreê vergaten,
En kind'ren stoeiden over 't melkwit grint,
Toen leefde 't Huis en de bevolkte stroom
Wiegde de schepen, die blank-zeilig gleden,
Vredig van gang naar 't schatrijk Amsterdam;
Nu droomt het landhuis daar zijn eeuw'ge droom
Van eindloos heimwee naar die lang verleden
Glorievolle eeuw, die nimmer wederkwam.
Frans Bastiaanse (1848-1947)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten