zaterdag 15 november 2014


Zondag
16
November

Lesbia's musch

Aan Catullus

Hem is een plaats gereserveerd,
Vanwaar geen musch ooit wederkeert,
En waar een deugdzaam musschebeest
In heerlijkheid den Koran leest,

De god der musschen is een musch.
Hij draagt den naam Herodotus.
De aarde is schoon rond en groot,
Een simpel stokje voor zijn poot.

Herodotus is goed en mild.
Hij is der musschen zon en schild.
Terwijl hij zelf den hals afknaagt,
Van elke musch die zich misdraagt.

Maar wie Herodotum vereert
Krijgt wormen met cognac besmeerd.
Tjilpt dus in blijden jubilo
Tot eere voor Herodoto.

Doch elke musch, die steelt en liegt,
En langs den weg der zonde vliegt,
Komt daar, waar in de duisternis,
Gepiep en snavelknarsing is.

Daar is het leven droef en bar.
Daar heerscht de booze Potiphar,
Hij lijkt, al is zijn houding fier.
Niet op een musch, maar op een dier.

Eens vloog hij vlug en blij als wie
voor 't aangezicht Herodoti.
Hij werd behandeld als een zoon.
Een gouden dasspeld was zijn troon.

Doch met het voortgaan van den tijd
Kwam in zijn hart hoogmoedigheid.
"Ben ik", zoo dacht hij, "niet aldus
veel grooter dan Herodotus?"

"Kijkt, musschen", zei hij, "met mijn vlerk
bedijk ik aarde, zee en zwerk".
Hij deed zijn vleugels van elkaar,
Maar het was heelemaal niet waar.

Herodotus heeft hem gepakt,
En in een poel met vuur gekwakt.
Dat dreigt de musschen allemaal,
Als het hun mangelt aan moraal.

Maar 't musschedier van Lesbia
Komt eeuwig in de gloria.
Hij noemt Herodotus zijn pa
en tiereliert van hopsasa.




G.W. Putto (1912-?) 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten