Woensdag
18
18
oktober
Kunegonde van Heesewick
Als d’ herfst in Brabant hei en bosch verblauwt
en ’t triestig over heel de wereld is,
de sloot verroest, de smuik waast in het lis,
en ’t triestig over heel de wereld is,
de sloot verroest, de smuik waast in het lis,
de zon neerslachtig door de pepels grauwt,
dan schimt er een kasteel daár, doodsbenauwd…
Een gloed smeult laat in elke vensternis,
een spuwer druipt zwart water in ’t vernis
Een gloed smeult laat in elke vensternis,
een spuwer druipt zwart water in ’t vernis
der gracht; mosgroene leeuw de poort beklauwt.
Men huivert, grafstil is ’t; een knorr’ge weerhaan
schraaft
en rosse muggen weemlen doelloos op de gracht;
geen oude slotheer sloft langs gaanderij en zaal…
en rosse muggen weemlen doelloos op de gracht;
geen oude slotheer sloft langs gaanderij en zaal…
Tot daar opeens aan ’t torenraam weemoedig lacht
het bleek gelaat van Kunegonde, schoon-begaafd,
die met haar sluier wuift tot Gallo, haar gemaal.
het bleek gelaat van Kunegonde, schoon-begaafd,
die met haar sluier wuift tot Gallo, haar gemaal.
Karel
van den Oever (1879-1926)
uit: Verzen uit oorlogstijd (1919)
uit: Verzen uit oorlogstijd (1919)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten