dinsdag
21
21
april
Daimoon megas
τί οὖν, ὦ Διοτίμα;
δαίμων μέγας, ὦ Σώκρατες: καὶ γὰρ πᾶν τὸ
δαιμόνιον
μεταξύ ἐστι θεοῦ τε καὶ θνητοῦ.
Mijn daimoon bedroefde bij nacht mijn
bloed:
het hoofd in uw armen, het hoofd van een
man,
het is niets. En uw dagen en nachten
zijn niets
dan een schaduw van schaduwen; al wat
gij doet,
het is niets: en het vlees dat gij eet,
en het bloed
dat gij drinkt, het is niets. Verfoei
ook den geest!
Want de ziel die gij eet, het visioen
dat gij drinkt,
het is niets. En zo al wat gij zoekt,
wat gij doet,
het is niets. Het is minder dan de as en
het schuim.
En de mond op uw hart, het is niets. Als
het zand
aan de zee is u alles, en minder dan as
van het vuur, en uw dromen zijn minder
dan puin.
Want al wat gij drinkt en verteert,
alles voedt
slechts mij, en de macht is aan mij,
echter gij,
gij zijt niets dan een schaduw, en ik
ben die leven
in doodsstrijd en sterven al levende
doet.
Ik slechts verzwijg u. – Mijn daimoon
bij nacht
bedroefde mij bitter. – En ‘t hoofd in
mijn arm,
het hoofd van een man, het is niets. Het
is niets
dan een aangezicht, sluimrend, vol
koelte en zacht.
Christine D’haen (1923-2009)
uit: Onyx (1983)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten