Donderdag
6
november
zij had een heel klein handje om te slaan
met zeven gouden vingers en een watermerk –
een handje adem voor een glazen kerk –
en zeven kleine voetjes om te staan.
zij had een hoofdje als een nachtcitroen
en vleugeltjes als een bevroren ruit –
haar haren waaiden voor haar voetstap uit
(zij was er steeds; was ze een visioen?).
zij had een heel klein handje om te slaan
en zeven mondjes om het daglicht uit te blazen,
zij had een mei-lichaam waarom een glazen
stolp. zij had een maan-lichaam bij volle maan.
Neeltje Maria Min (1944)
uit: Voor wie ik liefheb wil ik heten (1966)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten