Zondag
2
november
Ik zie de wilde vogels huiswaarts keren,
verlangend naar het einde van hun vlucht.
Hun V trekt fier door frisse najaarslucht,
het zachte avondrood op witte veren.
De aardse strijd kan hen niet langer deren;
ze reizen, onverstoorbaar, onbeducht,
hoog boven ieder dorpje, elk gehucht,
om in hun verre haven aan te meren.
En onverwacht ben ik niet langer bang
want ik ontwaar een onmiskenbaar spoor;
het voert voorbij de dood en wenkt al lang.
Het fluistert, zachtjes troostend, in mijn oor:
“Wees niet verdrietig om de laatste gang,
de reis gaat immers na het heengaan door!”
verlangend naar het einde van hun vlucht.
Hun V trekt fier door frisse najaarslucht,
het zachte avondrood op witte veren.
De aardse strijd kan hen niet langer deren;
ze reizen, onverstoorbaar, onbeducht,
hoog boven ieder dorpje, elk gehucht,
om in hun verre haven aan te meren.
En onverwacht ben ik niet langer bang
want ik ontwaar een onmiskenbaar spoor;
het voert voorbij de dood en wenkt al lang.
Het fluistert, zachtjes troostend, in mijn oor:
“Wees niet verdrietig om de laatste gang,
de reis gaat immers na het heengaan door!”
(In september 2014 geschreven onder pseudoniem Hanneke van Almelo)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten