Vrijdag
28
28
april
De dichter en de dood
Een Perzisch dichter zag de Dood
verschijnen.
“Wat doet gij daar?” sprak deze. “Ik maak kwatrijnen.”
“Die zoveel verzen schreeft door ’s Levens gunst,
schrijf gij de laatste”, klonk het, “door de mijne.”
“Wat doet gij daar?” sprak deze. “Ik maak kwatrijnen.”
“Die zoveel verzen schreeft door ’s Levens gunst,
schrijf gij de laatste”, klonk het, “door de mijne.”
De dichter liet dat woord zich niet
herhalen,
Maar daar hij dichten moest ten laatsten male
Was ’t zóveel dat hem nog om woorden vroeg:
Hij kon die dag het einde moeilijk halen!
Maar daar hij dichten moest ten laatsten male
Was ’t zóveel dat hem nog om woorden vroeg:
Hij kon die dag het einde moeilijk halen!
Maar toen hij na twee dagen en twee
nachten
Aan ’t einde was van dichten en gedachten,
Lag, waar de Dood gestaan had, een papier:
“‘k Ben weg gegaan: ik kon niet langer wachten!”
Aan ’t einde was van dichten en gedachten,
Lag, waar de Dood gestaan had, een papier:
“‘k Ben weg gegaan: ik kon niet langer wachten!”
J.J.
van Geuns (1893-1959)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten