dinsdag
28
28
mei
De polder
Uit het
weerbarstig water moeizaam opgewrongen,
door een verbeten wil tot aardklomp saamgeklauwd,
ligt in de ranke omraming van ’t rechthoekig hout
de polder. In de hoeven, mensenschuw, gedwongen
door een verbeten wil tot aardklomp saamgeklauwd,
ligt in de ranke omraming van ’t rechthoekig hout
de polder. In de hoeven, mensenschuw, gedwongen
in ’t
hartbeklemmend juk der mateloze eenzaamheid:
staalharde levens, als kristallen afgezet
door de getemde grond; gericht naar oude wet,
rechtzinnig, karig van gebaar en woord; geheid
staalharde levens, als kristallen afgezet
door de getemde grond; gericht naar oude wet,
rechtzinnig, karig van gebaar en woord; geheid
in
onwrikbaar geloof, vergroeid met vee en goed
en met de eeuw’ge waarden vast en vroed verweven.
Een diep rechtschapen ras: in zijn eenzelvig streven
de macht’ge wortelstok, waar zich een volk uit voedt.
en met de eeuw’ge waarden vast en vroed verweven.
Een diep rechtschapen ras: in zijn eenzelvig streven
de macht’ge wortelstok, waar zich een volk uit voedt.
uit: Laagland (1937)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten