zaterdag
23
november
Het nufje
'k Behoef geen vinger uit te steeken,
Huishouding word my niet geleerd;
Waar zou ik dan myn hoofd meê breeken,
Wyl Moeder niets van my begeert?
Op 't Kostschool leerde ik bezigheden,
Geschikt voor lieden van fatsoen;
Wat fransche taal, wat fransche zeden,
En meerder heb ik niet van doen.
Ik kan wat danssen, zo wat zingen,
'k Speel zo, dat my myn Vader prysts:
Ik kan meest al die nutte dingen
Waar in men dames onderwyst.
Ik kan, 't is waar, maar sober schryven,
En 't Hollandsch leezen gaat niet glad;
Maar zie, dit zyn ook tydverdryven
By Groote liên niet hoog geschat.
Kon ik nu maar op Speelpartyen,
Carroussels, en Concerten gaan,
Wat zou de tyd my dan ontglyen,
Die nu voor my schynt stil te staan!
Ik heb wel Goút om zo te leven
Zo als de groote waereld doet;
Maar 'k ben niet hoog genoeg verheven,
En ook 't ontbreekt me aan geld en goed.
'k Zit wat te knoopen, wat te naayen,
En drentel zo wat op en neer;
Maar al dat klunglen, en dat draayen
Verveelt my daaglyks meer en meer.
Zo 'k iemand had om meê te spreeken,
Een Soupirant, of een' vriendin!
Maar niemands liefde is my gebleken,
En vriendschap ken ik even min.
Hoe komt dien dag toch weer ten ende?
Dat weet ik inderdaad nog niet!
Waar op zal zich myn aandagt wenden?
Wagt; ik ga leezen uit verdriet.
Wat heb ik aan 't gegeeuw, het zuchten?
Ik zoek zo 't mooglyk zy 't vermaak.
Ik heb Comedien, en Klugten,
En ook Romans zeer goed van smaak.
Waarom de Jusfertjes meer
leezen
Dan arme of wel schatryke liên,
Is door dit voorbeeld klaar beweezen:
't Is, om 't verveelen toch te ontvliên.
Betje Wolff en Aagje Deken
uit: Economische liedjes (1781)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten