dinsdag
20
20
augustus
Het naakte meisje
Zij ligt, zoo rijk in haar ontroerend
naakt,
Zoo argeloos, ontdaan van alle kleêren:
Een kind niet radend wat het doet
ontberen
En toch zoo schoon, zoo lieflijk en
volmaakt.
Stil, als een bloem in schaduwen
ontwaakt
Wier broosheid zelfs het zonnelicht zou
deren,
Bloeit haar lichaam: mild-rose voor den
teêren
En diepen grond die somberkleurig
vlaakt.
Vreemd: haar figuur zoo jong en
fijn-gebouwd
Doet niet de wilde hartstochten
opbruisen
Van wie haar zoele heerlijkheid
aanschouwt
Doch voert zijn denken naar een land van
droom
Waar langs een weg de hooge boomen
ruischen
En de avondlucht vervuld is met aroom.
J.G. Danser (1893-1920)
uit: Gedichten (1922)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten