- Vrijdag
september
Oud en dwaas
Ik had een afspraak, en in roode
zijde
En schoon gewasschen trad ik voor den spiegel,
En schoon gewasschen trad ik voor den spiegel,
Ik schrok en toornig trapte ik op het glas.
Ik zag: mijn haar was grijs en dor
geworden.
Mijn oogen waren als het groezlig water,
Mijn oogen waren als het groezlig water,
Vlak op den bodem van een diepen put.
Ik zag ’t gebarsten leder van mijn
wangen,
En zeide: niemand zal mijn weeke lippen
En zeide: niemand zal mijn weeke lippen
Meer kussen tot een vollen rooden bloei.
Ik was zeer toornig en vertrad den
spiegel.
En weenend zocht ik naar den ouden trooster:
Ik borgde warmte en vreugde van den beker,
En droomde mij op zijden kussens jong.
En weenend zocht ik naar den ouden trooster:
Ik borgde warmte en vreugde van den beker,
En droomde mij op zijden kussens jong.
Willem
de Mérode (1887-1939)
uit: Chineesche gedichten (1936)
uit: Chineesche gedichten (1936)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten