Zaterdag
16
16
september
Twaalf grafgedichten voor Kira van
Kasteel
Twaalfde
grafgedicht
Sterfelijk nooit, sterfloos en onbederflijk
uit bloembodem mondopen ademend myrrhe
door poriën doomend en kroon-
en kelkblad ontplooiend om helmknop en stempel
heliotroop met zalig nectarium
rustte ’t ontrolde rad der roos
Vol met duisteren alsem geloopen
de harten wijd om warmte ontploken
storten in ’t perk de rozen in’t ronde
hun chintzen shawlen hun crêpe de chines
Om metamorphosen
geboren begeeren
te blozen zij bloeien en bloesems vermeeren
balsemen blaken altoos o altoos
Plantaardig langzaam slapend lag
in ’t landschap zij en zuchtte op
dien voedsterboezem zonnedauw
de huid inzuigend vouw na vouw
zoo onontwaakt den zomer door
den bloedstroom toevertrouwd
tot onverzaad
’t verkreukt ontkleuren
ontfronsend turgor lost en frommelt ’t mooi gelaat
In ’t duizendvoudig bad van lucht en loover
baadt de vlucht vlinders vogels wolkenwit
Alles vliegt vedert vonkt
alles smelt en smacht dit
milde epiderm
dit strak en zachte spansel boven
chromatoforen en sudoriferen
klepjes papillen
tastdraadjes worteltjes mondjes willen
gaaf isotherm
leven doch sterven
Vanuit de naaf
het glinsterend zilver wiel der waterlelie
spreidt
doorbroken de eierschaal
sepalen en petalen rondom goud
de kelk
waaruit wij drinken gij ik elk
den dronk de laatste maal
den laatsten volsten modder-, pollen-,
honingdronk.
Christine D’haen
(1923-2009)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten