woensdag
15
15
mei
Psalm 1
Welzalig
hij, die in der bozen raad,
Niet
wandelt, noch op 't pad der zondaars staat,
Noch
nederzit, daar zulken samenrotten,
Die
roekeloos met God en godsdienst spotten;
Maar
's HEEREN wet blijmoedig dag en nacht
Herdenkt,
bepeinst en ijverig betracht. 2
Want
hij zal zijn gelijk een frisse boom,
In
vetten grond geplant bij enen stroom,
Die
op zijn tijd met vruchten is beladen,
En
sierlijk pronkt met onverwelkte bladen.
Hij
groeit zelfs op in ramp en tegenspoed.
Het
gaat hem wel, 't gelukt hem wat hij doet.3
Gans
anders is 't met hem, die 't kwaad bemint:
Hij
is als kaf, dat wegstuift voor den wind.
Geen
zondaar zal 't gewis verderf ontkomen,
Als
in 't gericht door God wordt wraak genomen.
Hij,
die van deugd en godsvrucht is ontaard,
Zal
niet bestaan, waar 't vrome volk vergaart.4
De
HEER' toch slaat der mensen wegen ga,
En
wendt alom het oog van Zijn gena,
Op
zulken, die, oprecht en rein van zeden,
Met
vasten gang het pad der deugd betreden.
God
kent hun weg, die eeuwig zal bestaan,
Maar
't heilloos spoor der bozen zal vergaan.
Berijming 1773
Geen opmerkingen:
Een reactie posten