dinsdag
14
14
juli
Epikurisch feestgezang
Ruischende wanden, en schittrende zalen,
Bruisende bekers en ramlende schalen,
Blinkende toortsen in flonkrend kristal,
Klinkende kelken en jubelgeschal!
Schaatrende buien van lachen en zingen,
Klaatrende stroomen en kurken aan ’t springen;
Spreien van dons voor het uitgerekt lijf,
Reien van vrinden in ’t zalig verblijf!
Blazende wangen en smakkende lippen,
Azende blikken op aadlijke snippen,
Gouden fazanten en druipende kluif,
Oude, gemerkte, gezegende druif!
Heilige schotels van bruine pasteien,
Veilige feestdisch en gladde geleien,
Geuren en fleuren van ’t blinkend festijn,
Keuren van spijzen en kleuren van wijn!
Dappren, valt aan op uw puik-koteletten!
Wappren, als vaandels, de blanken servetten,
Spoedig met bloed van de druiven bemorst,
Moedig vergoten uit weeldrige dorst!
Helden, valt aan op uw walmenden feestdisch!
Melden de resten hoe goed bier de geest is!
Harten en magen, organen en geest,
Tarten tot morgen de drukte van ’t feest!
Vloeie nu ’t feestlied uit kokende longen!
Gloeie de Pudding in vurige tongen!
Krake de Noga en zinke tot puin,
Smake dat gruizel van eetbaar arduin!....
Ruikers en kransen en versche festoenen,
Suikers, vaniljes, oranjen, citroenen,
Adem van frischheid, verkwik ons gemoed,
Wadem een koeltjen in ’t ziedende bloed!
Rompen van taarten en marmeren klippen;
Klompen van ijzen versmelt op de lippen!
Gloeiende dronken aan vriendschap en min,
Vloeiende verzen vol boeienden zin!
Vonklende kelken en ruischende snaren,
Kronklende wolken van fijne sigaren!
Volop van weelde, van lust en genot....
Dolkop, bedenk u een zaliger lot!
Dampende kruien van ’t weelderig Oosten,
Stampende voeten bij hartlijke toasten!
Buien van geestdrift doorgieren de zaal,
Uien doorkruien het prachtige maal!
Eere dan, wie bij de feestbokaal rusten,
Eere wie ’t langste den bekerrand kusten,
Eere, wie ’t keurigst en fijnst heeft gesmuld;
Eere, wie ’t kundigst zijn maag heeft gevuld.
Ruischende wanden, en schittrende zalen,
Bruisende bekers en ramlende schalen,
Blinkende toortsen in flonkrend kristal,
Klinkende kelken en jubelgeschal!
Schaatrende buien van lachen en zingen,
Klaatrende stroomen en kurken aan ’t springen;
Spreien van dons voor het uitgerekt lijf,
Reien van vrinden in ’t zalig verblijf!
Blazende wangen en smakkende lippen,
Azende blikken op aadlijke snippen,
Gouden fazanten en druipende kluif,
Oude, gemerkte, gezegende druif!
Heilige schotels van bruine pasteien,
Veilige feestdisch en gladde geleien,
Geuren en fleuren van ’t blinkend festijn,
Keuren van spijzen en kleuren van wijn!
Dappren, valt aan op uw puik-koteletten!
Wappren, als vaandels, de blanken servetten,
Spoedig met bloed van de druiven bemorst,
Moedig vergoten uit weeldrige dorst!
Helden, valt aan op uw walmenden feestdisch!
Melden de resten hoe goed bier de geest is!
Harten en magen, organen en geest,
Tarten tot morgen de drukte van ’t feest!
Vloeie nu ’t feestlied uit kokende longen!
Gloeie de Pudding in vurige tongen!
Krake de Noga en zinke tot puin,
Smake dat gruizel van eetbaar arduin!....
Ruikers en kransen en versche festoenen,
Suikers, vaniljes, oranjen, citroenen,
Adem van frischheid, verkwik ons gemoed,
Wadem een koeltjen in ’t ziedende bloed!
Rompen van taarten en marmeren klippen;
Klompen van ijzen versmelt op de lippen!
Gloeiende dronken aan vriendschap en min,
Vloeiende verzen vol boeienden zin!
Vonklende kelken en ruischende snaren,
Kronklende wolken van fijne sigaren!
Volop van weelde, van lust en genot....
Dolkop, bedenk u een zaliger lot!
Dampende kruien van ’t weelderig Oosten,
Stampende voeten bij hartlijke toasten!
Buien van geestdrift doorgieren de zaal,
Uien doorkruien het prachtige maal!
Eere dan, wie bij de feestbokaal rusten,
Eere wie ’t langste den bekerrand kusten,
Eere, wie ’t keurigst en fijnst heeft gesmuld;
Eere, wie ’t kundigst zijn maag heeft gevuld.
P.A. de GĂ©nestet (1829-1861)
uit: Eerste gedichten (1852)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten