Zaterdag
29
29
juli
Kwatrijnen
Zoolang
de oorlog, dwars door zijn alarmen,
Gedoogt dat wij ons aan elkander warmen,
Zal ik het leven niet verbeteren,
Vanavond wil ik slapen in uw armen.
Gedoogt dat wij ons aan elkander warmen,
Zal ik het leven niet verbeteren,
Vanavond wil ik slapen in uw armen.
*
Ik
zie mijn hand, zij zal mij eens begeven.
Ik zie het zonlicht op het water beven.
Ik hoor de stem, die mij het liefste is.
Ik schrijf: een snel, smal randschrift op het leven.
Ik zie het zonlicht op het water beven.
Ik hoor de stem, die mij het liefste is.
Ik schrijf: een snel, smal randschrift op het leven.
*
Vanmorgen
zei mijn vader: kind sta op.
Vanmiddag plukte ik grijs haar uit mijn kop.
Ik moet nog leven, nog ik weet niet wat doen;
Vanavond geeft het hart zijn laatsten klop.
Vanmiddag plukte ik grijs haar uit mijn kop.
Ik moet nog leven, nog ik weet niet wat doen;
Vanavond geeft het hart zijn laatsten klop.
*
Ook
wie het lot in eigen handen neemt,
Den doolweg volgend die ’t gemeen bevreemdt,
Vindt overal de tirannie der raadslen;
En van de vrijheid slechts wat er naar zweemt.
Den doolweg volgend die ’t gemeen bevreemdt,
Vindt overal de tirannie der raadslen;
En van de vrijheid slechts wat er naar zweemt.
Han
G. Hoekstra (1906-1988)
uit: Panopticum (1946)
uit: Panopticum (1946)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten