vrijdag 1 december 2017


Vrijdag
1
december

De Wederhelft

Toen zij bespeurde hoe de kanker van de tijd
de ogen van haar man deed zwellen — twee tumoren;
zijn lach had weggeteerd, zijn hoofd had kaalgeschoren;
besloot ze, afgedankt, te leven voor haar nijd.
.
Ze vloekte binnensmonds, maar grijnsde hem lief toe
toen hij, in walg, haar ochtendlijk toilet begluurde;
zelfs toen, toch weer, zijn lust hem naar haar lichaam stuurde
en hij kokhalzend neerkeek op ‘die oude koe’.
.
Nooit viel ze uit haar rol, al spoog zijn helse mond
verwijten als een zuur. Ze kweet zich van haar plichten,
maar lachte zwijgend zó, dat hij haar nors betichtte:
Zij wenste hem reeds nu een bed onder de grond!
.
Ze dacht: ik sla hem dood, begraaf hem in de tuin.
Naast hem de hoer die elke dinsdag, twintig jaren,
de oorzaak was van het verlies van al zijn haren.
Daarna die reis, van Palma naar de Balearen,
die hij steeds heeft belet, uit schrik voor ’t zilte schuim.
.
Maar doodslaan deed ze niet, want tussen droom en daad
staan wetten in de weg, en praktische bezwaren.
En ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.
.
Zo gingen jaren heen. De kindren werden groot
En zagen dat de vrouw die zij hun moeder heetten,
Als altijd stil en grijnzend bij de haard gezeten,
Een extra sjaal om haar verkwijnde schouder sloot.


Tom Lanoye

Geen opmerkingen:

Een reactie posten